Woensdag ga ik lopen en vanmiddag alvast een stukje in de omgeving.
Tijd voor een gedicht over de pelgrim.
De pelgrimHij was op pad gegaan. De weg lag vast
dacht hij de kathedraal met de reliekenschrijn
die naar honing geurde, had hij zich laten vertellen.
Zijn hoed was leeg, hij hield zijn pelgrimsstaf.
Hij ging het pad met doelgerichte pas
zeven malen zou hij om de kerk schrijden
de priester zou de insigne op zijn hoed spelden
heiligheid en wonder straalden op hem af.
Maar hoe langer hij op weg was hoe langer
de weg werd. En toen hij zijn ogen afwendde
van het doel dat uit zicht raakte - zag hij ineens
de randen van de weg, de berm, het land.
Zijn pas vertraagde wat. Zijn hoed kwam
als vanzelf in zijn hand, de landman
knikte terug, hij zag de akkers waar
hij zoveel dagen al aan was voorbij gegaan.
Hij wist niet meer wie hij was. Vreemdeling,
reiziger, zwerver van een vreemde bedevaart.
Hij bleef toeven in het eerstvolgende gehucht
en sprak met vrouwen aan de waterput.
Hij vergat zijn reis, bleef dralen, tot het leek
of de wereld naar hèm op weg was en dwars
door hem heen ging, als een verborgen pad
dat eindeloos zich uitstrekte - tot op een dag
hij stond blootshoofds, hij was een oude man,
de vergeten kathedraal voor hem verscheen.
Zijn gezicht en handen lichtten op, zo gaan althans
verhalen. Hij stierf daar niet veel later.
Niemand wist nog wie hij was. Men maakte
een eenvoudig graf en legde daar in steen
het bedevaartsinsigne. Naar men zegt
geurt die plek nog steeds naar hooi en lentegras.
Ik vindt het een mooi gedicht, maar hoop niet dat dit mijn lot wordt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten